Sport van de maand: boulderen

Boulderen is een explosieve en spectaculaire tak van de klimsport. Als je klimmen vergelijkt met atletiek, dan zou het boulderen de honderd meter sprint zijn. Omdat we in Nederland geen rotsblokken hebben, boulderen we hier op klimwanden, met een maximale hoogte van vierenhalve meter. Anders dan bij andere takken van de klimsport gebruik je bij boulderen geen touw en klimgordels, maar kom je terecht op een dikke mat.

Sociale sport

Om te boulderen heb je geen klimdiploma nodig, iedereen kan het. Ook een klimpartner is bij boulderen niet nodig, wat niet wil zeggen dat het geen gezellige sport is. Samen met andere boulderaars puzzel je op de beste route om boven te komen, je kijkt de kunst bij elkaar af en maakt ondertussen een praatje, want af en toe heb je ook een pauze nodig. Boulderen is dan ook een heel sociale sport, met na afloop een gezellig drankje aan de bar.

Wedstrijden

Boulderen is internationaal al erg groot en ook in Nederland steeds meer in opkomst. Inmiddels zijn er acht boulderhallen in ons land. De Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsportvereniging (NKBV) organiseert het hele jaar door boulderwedstrijden voor jong en oud, waaronder het Nederlands Kampioenschap Boulder in mei en het Nederlands Jeugd Kampioenschap Boulder in juni. Kijk maar eens hoe bouldertoppers als Nicky de Leeuw en Vera Zijlstra op het NK van 2013 letterlijk en figuurlijk een hoog niveau bereikten.

Tien tips voor veilig boulderen

Klimmen naar een hoogte van ruim vier meter kan best spannend zijn, maar de dikke matten onder de routes vangen je op als je valt. De meest voorkomende boulderblessures zijn vingerblessures en schouderblessures, omdat daar de meeste kracht op komt. De NKBV heeft tien tips om veilig te boulderen voor je op een rijtje gezet:

  1. Doe een goede warming-up. Bij boulderen is de belasting op je lichaam veel groter dan bij sportklimmen. Daarom is goed opwarmen belangrijk. Fiets naar de hal, ga in de hal joggen of touwtjespringen en begin met voldoende makkelijke boulders. Bouw ook het afspringen rustig op.
  2. Check bij de warming-up de demping en stroefheid van de mat. Dan kom je bij een onverwachte val niet voor verrassingen te staan.
  3. Houd het valgebied vrij. Loop niet onder actieve boulderaars door en ga niet op de mat liggen of zitten.
  4. Check of de mat op de juiste plek ligt en of er spleten of randen zijn waar je in of op kunt vallen.
  5. Spot alleen als het zinvol is, dus als er risico is om gevaarlijk terecht te komen. Spotten is het inschakelen van andere boulderaars om je val te breken. De spotters zorgen ervoor dat je hoofd en schouders de grond niet raken en dat je veilig richting je valmat wordt geleid. Spotten is bijvoorbeeld zinvol als er geen aaneengesloten matten zijn, in boulders waar je horizontaal hangt en het risico loopt op je hoofd of rug te landen of als je een voet verklemt.
  6. Vang een val dynamisch op, door in te veren of door te rollen. Oefen met afspringen. De kortste vallen zijn vaak het gevaarlijkst, omdat je dan weinig tijd hebt om te reageren.
  7. Draag geen gordel of sieraden. In tegenstelling tot bij andere vormen van klimmen is het dragen van een gordel bij boulderen gevaarlijk. Je loopt de kans bij een val je ruggengraat of ingewanden ernstig te beschadigen. Ook als een sieraad blijft hangen achter een greep kun je ernstig letsel oplopen.
  8. Leg je pofzak op de grond. De pofzak, een zakje waarin je magnesium bewaart, behoort vaak tot de basisuitrusting van de boulderaar. Leg hem naast je op de mat om te voorkomen dat je bij een val de hele inhoud verliest.
  9. Stop op tijd bij pijn of overbelastingsklachten. Je kunt beter twee keer wat minder fanatiek trainen dan één keer over je grens gaan.
  10. Ken het huisreglement van de boulderhal. Zorg dat je weet op welke situaties je alert moet zijn en wat wel en niet mag in de hal.

Meer weten?

Kijk hier voor meer informatie over boulderen.

Foto: Flickr/CC NKBV

Publicatiedatum: 27-03-2015